verschenen | p.191 | vertaling Menno Grootvekd
Overal om mij heen knipperende beelden, mensen, dieren, robots, die zich door alledaagse of fantasielandschappen bewegen. De indruk van voortdurende onrust in stilstand wordt versterkt door het feit dat al die beelden in hetzelfde, bijna vierkante formaat in de ruimte staan. Van de sprekende, dansende, vechtende wezens is hier in het vliegtuig niets te horen. Iedereen zit vast in zijn eigen visuele universum, de meeste vensters zijn verduisterd.
Vóór mij bevindt zich een groter, helderder beeldscherm, nadat ik het idee kreeg deze indrukken op te schrijven en al die beelden, deze voor mij stomme beeldenwereld, in een paar woorden te vangen. De grote hoeveelheid snel weer verdwijnende beelden, en de ontbrekende woorden en stemmen, hebben een verlangen naar tekst doen ontstaan. Het kan geen toeval zijn dat ik nu opeens weer zin heb om te schrijven. Te schrijven, zonder kortetermijnreden, zonder deadline voor een essay of een voordracht. Geen projectbeschrijving, die nog snel even moet worden geschetst, niemand die er bij mij op aandringt deze of gene tekst ‘nog snel even’ af te scheiden. In plaats daarvan zit ik in het vliegtuig, met vóór mij muziekvideo’s uit het entertainmentprogramma. Maar het belangrijkste is dat ik twee weken de tijd heb om rustig na te denken, te schrijven, aantekeningen te maken, en enige ordening aan te brengen in al wat ik de afgelopen maanden heb gelezen en genoteerd, en in de ideeën die ik in manuscripten voor lezingen ben gaan uitwerken.
Resterende vliegtijd: 5 uur en 52 minuten. Nog bijna zes uur gedwongen stilzitten, en dat ook nog eens offline. Binnen deze kleine tijdsbuffer ontstaat een verlangen naar positiebepaling. Waarom moet de filosofische praktijk (en niet alleen de mijne) in het kunstdomein overwinteren? Is er vandaag de dag überhaupt nog tijd voor filosofisch (na-, achteraf-, over-)denken? Dat bedoel ik helemaal niet met de gebruikelijke lispelende rancune, waarmee de door de grote kranten gevierde aanhangers van de esoterica of de exotica de huidige tijd vervloeken; ik bedoel het op een volkomen pragmatische manier. Louter kortdurende projecten, het voortdurend onderweg zijn, de afleiding door de sociale media, het voortdurend bereikbaar moeten zijn en alle andere overbekende fenomenen die er verder nog zijn hebben geleid tot een nieuwe chrono-politiek voor kunstzinnige, culturele en intellectuele arbeid, die nauwelijks nog inspireert tot het schrijven van langere of goed doordachte teksten. Maar wat heeft het voor zin deze arbeidsomstandigheden en de daarmee samenhangende constante werkdruk louter negatief te interpreteren?