De plot is denkbaar eenvoudig: twee mannen, complementaire karakters, beklimmen samen een berg, een onderneming die voor allebei catastrofaal afloopt. Ongeëvenaard is de manier waarop Hohl dit verhaal, zonder ook maar ergens in symbolisme af te glijden tot een parabel heeft gemaakt. ‘Ik ken geen beter stuk proza over de bergwereld, ‘ schreef de filosoof Hans Saner. Voor de dichter en denker Hohl waren bergbeklimmen en schrijven twee uitingen van een en hetzelfde: een onophoudelijk pogen ‘uit de gevangenis te ontsnappen’. Dat maakt deze novelle, waarvan de zinnen van begin tot eind onder hoogspanning staan, tot zo’n bijzonder document.
Ludwig Hohl (1904-1980) maakte in zijn jonge jaren talrijke bergtochten, die hij nauwkeurig in een notitieboekje documenteerde. In 1926, het jaar waarin hij als bohemien in Parijs besloot schrijver te worden, begon hij aan een verhaal waarin hij al zijn ervaringen in het verslag van een fictieve bergbeklimming samenbalde. In de loop der jaren ontstonden zes(!) verschillende versies van Bergfahrt, de definitieve verscheen bijna een halve eeuw later in 1975.
Hohl schreef na Bergfahrt geen andere fictie meer. Bijna zeven jaar woonde hij in Nederland, een land zonder bergen. In Den Haag ontwierp hij in zijn beroemd-beruchte Notizen, een filosofisch landschap even steil, labyrintisch en weerbarstig als de wereld van zijn meesterlijke novelle. Een van die notities luidt: ‘Wat hier staat, het zichtbare, dat zijn alleen de bergtoppen of bergkammen – maar ik liep door het gebergte, beklom alle bergen, was in de bergen en kijk door alle bergen heen.’
Vertaling: Studio Posthuma
‘… een van de geheime meesters van het Duits proza van de twintigste eeuw …’
George Steiner [ Grammatik der Schöpfung, 200])
‘Ludwig Hohls werk vraagt van de lezer geen voorbereiding of parti pris. Het is even ongehoord als vanzelfsprekend.’
Peter Handke
‘Hohls zinnen splijten kerkers.’
Adolf Muschg