p. 168
Spreken doen we er nauwelijks over en ook zelden kennen we hun namen. Lang heeft de filosofie geen oog gehad voor de flora, haar over het hoofd gezien; zelfs de biologie, toch de kunde bij uitstek die planten omvat, beschouwt ze louter als versiering van de boom des levens. En toch: planten begiftigen de aarde met de mogelijkheid van leven; produceren de atmosfeer ons allen zo dierbaar; zijn de oorsprong van de zuurstof die ons bezielt. Planten belichamen de meest directe, elementaire verbinding die het leven met de wereld kan aangaan.
Op filosofisch hoogst unieke wijze betoogt Emanuele Coccia dat planten, als de schepper van de atmosfeer, de fundamentele positie innemen van waaruit we de analyse van de elementen van het leven zou moeten voortvloeien.
Van daaruit bezien kunnen we de wereld niet langer beschouwen als een eenvoudigweg de som der voorwerpen die haar bestieren of als een universele ruimte die al die dingen omvat, maar als de plaats van een waarachtige metafysische vermenging. Immers: het leven bestendigt zich zich slechts door de consumptieve kringloop waarvan planten de basis vormen, en die zij zelf aangaan.
Leven bestaat slechts in zoverre het ander leven consumeert, waarmee elke morele of ethische overweging geweerd wordt uit de vergelijking. In tegenstelling tot denkrichtingen die de natuur en de kosmos pogen te vereenvoudigen, te duiden in algemene termen, verenigt Coccia het oneindig kleine met het oneindig grote, en herpositioneert de mens op radicale wijze binnen het rijk van het leven.
Emanuele Coccia doceert sociale wetenschappen aan de Ecole des Hautes Etudes en sciences sociales in Parijs.
vertaling Pieter Boulogne